
Het boeddhisme heeft een mooie verbeelding van verbondenheid. Dat zijn de gespannen draden. De Sai Sin.
Bij verschillende tempels zagen we draden verbindingen vormen tussen boeddhabeeld en chedi. Ook het beeld van koning Rama is door draad met een chedi verbonden. Het laat zien dat alles er met elkaar verbonden is.
Al tijdens onze eerste reis in Thailand maakten we kennis met verbindende draden tijdens een verblijf in een klassiek teakhouten hotel met in de open hal een altaar met boeddhabeeld. Vanaf de pols van het beeld waren draden gespannen rond het hele huis. Wij hadden er een kamer met een klein balkon. Ook rond dat balkon liep een draad. Die zat ons in de weg en daarom haalden we de draad weg. Dat hadden we niet moeten doen. Deze lichtzinnigheid werd bestraft. Een uur later werd een portemonnee van ons gestolen. Toeval, maar we waren destijds wel gevoelig voor het idee dat het één het ander veroorzaakte. We hebben de draad snel weer hersteld.
Naast de gespannen draden vanaf boeddhabeelden zijn er ook polsdraadjes; ceremoniële draadjes. Tijdens een tempeldienst zagen we bezoekers knielen voor een monnik, die hen zegende met water en vervolgens een draadje om hun pols bond. Zo’n draadje wordt niet lichtvaardig omgebonden; het is een teken van zegen en verbondenheid met het geloof. Het wordt gegeven om geluk en gezondheid te wensen.
Een ander mooi voorbeeld van verbindende draden zagen we onderweg bij een begrafenisstoet. In een rustig landelijk dorp zagen we de stoet aankomen. We zij afgestapt om de stoet te laten passeren. Familie en vrienden van de overledene liepen in het zwart gekleed voor de kist uit. De stoet werd geleid door een in het oranje geklede monnik. Witte draden van zijn pols naar de kist. De mensen tussen hem en de kist hielden de draden vast. En zo waren zij met de kist, met hun overleden dierbare, verbonden. We waren onder de indruk van de stilte om hen heen en van het sterke symbool. Foto’s wilden we er niet van maken.,
